donderdag 17 februari 2011

Het kwintet van Rob Ruggenberg

ruggenbergportret.jpg
Foto: Piet den Blanken
Een kwart eeuw geleden verdeelde Kees Fens het leesleven van een mens in vier perioden: tot je 12de jaar, de puberteit (waarin je meer met jezelf dan met boeken bezig bent), de periode van het literatuur-onderwijs (waarin lezen een vak wordt en mooi niet belangrijk meer is), en wat er daarna komt (vrijheid).

Als ik terugkijk, zie ik in míjn vier perioden precies die boeken die mij maakten tot wat ik nu ben: een kinderboekenschrijver. Nauwkeuriger: schrijver van historische jeugdromans.

Ik kom uit een arbeidersgezin, waarin geen geld verspild werd; boeken haalde je maar uit de bibliotheek. Op het dressoir stonden drie werken: een geschiedenis van Egypte, een gedenkboek van de Amsterdamse beroepsbrandweer, en een klein, zwart boek: Merijntje Gijzen's jeugd, van A.M. de Jong. Uitgegeven door Querido, dundruk, met 816 bladzijden.

Omdat mijn vader zei dat ik daar te jong voor was, las ik het. Ik was nog geen tien, en de schok die het eerste deel van Merijntje (Het Verraad) bij mij teweegbracht, trilt nog steeds na. De rauwe inwijding van een kind in de harde wereld van de volwassenen, het verlies van onschuld, het belang van vriendschap en verraad - het zijn nu de centrale thema's in mijn eigen jeugdromans.

Fens' constatering dat de leesontwikkeling tijdens de puberteit weinig voorstelt kan ik beamen. Maar in de periode die volgde las ik een boek dat ik niet alleen mooi vond, maar dat mij ook razend nieuwsgierig maakte naar de wereld om mij heen: Max Havelaar, van Multatuli. Bijna aan het einde van het droeve verhaal van Saïdjah en Adinda schrijft Multatuli:

Op zekeren dag dat de opstandelingen opnieuw waren geslagen, doolde hy rond in een dorp dat pas veroverd was door het nederlandsche leger, en dus in brand stond.Dat woordje dus veranderde voor altijd mijn kijk op ons koloniaal verleden.

Bijna onmiddellijk na Multatuli ontdekte ik Michener. The Source was de eerste die ik van hem las, en ik was verkocht. De geschiedenis van een land verteld als één doorlopend verhaal over echte mensen. Fictie en werkelijkheid ingenieus door elkaar gevlochten.

Later, nadat ik een tijd in Israël had gewoond, probeerde ik Micheners onderzoek te volgen en kocht ik een oude druk van Alle de werken van Flavius Josephus. Tot mijn verbijstering zag ik dat in bijna elke bladzijde van dat boek een roman verborgen zat. Dus zó was Michener te werk gegaan!

Toen kwam Hooft. In een antiquariaat kocht ik voor een luttel bedrag een beschadigd 17de eeuws exemplaar van zijn Historiën. Ik was 30 jaar en een druk bezet dagblad-journalist, maar iedere avond las ik Hooft, met rode oren van opwinding. Zóveel verhalen uit de Tachtigjarige Oorlog die ik niet kende, zoveel avonturen die ik nooit in schoolboeken was tegengekomen. Een weelde.
 
Ze staan vlakbij elkaar in mijn boekenkast, mijn vaders dundruk van Merijntje, de Max Havelaar, verschillende uitgaven van Flavius Josephus, de boeken van Michener en die antieke Hooft. De door Fens beschreven bakens in mijn leven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten