dinsdag 22 februari 2011

Het kwintet van Hans Vervoort

Lijstjes van Beste Boeken worden al heel lang gemaakt en in 1976 vroeg Vrij Nederland aan zijn recensenten om voor het Kerstnummer aan te geven wat zij de beste boeken van dat jaar vonden. Ik had me het jaar daarvoor geërgerd aan de dikdoenerij van andere recensenten die, om te laten zien hoe erudiet zij waren, de meest schimmige buitenlandse schrijvers als hun favoriet noemden. Bij voorkeur een uit het Swahili vertaalde doofstomme dichter-schilder. Ik besloot een stap verder te gaan en twee schrijvers en hun boek te verzinnen. Mijn eerste favoriete boek van 1976 heette 'Ik niet', geschreven door Rolf ter Haar, een roman waarin de hoofdpersoon niet beschreven werd, maar als het ware 'uitgespaard' was in het verhaal. De leegte bepaalde de contouren van het personage, legde ik cryptisch uit. In mijn tweede favoriete boek van 1976, geschreven door Joyce Kirschstein (uitgeverij Sijthof), slaagde de schrijfster er in om drie personages met precies dezelfde naam zo onderscheidend op te voeren, dat je als lezer nooit twijfelde wie wie was. Bravo! Ik zond het stukje naar Vrij Nederland.
In het begin van het nieuwe jaar kreeg ik een telefoontje.
'Ik zie hier in Vrij Nederland bij de beste boeken van 1976 een boek van onze uitgeverij staan,' zei een aangename herenstem, 'Verboden Oogst van Joyce Kirschstein, maar ik kan die titel helemaal niet in onze fondslijst vinden!'
'Ach, dat was bedoeld als een grapje,' zei ik betrapt, 'daarom heb ik de naam van de uitgeverij expres ook verkeerd gespeld. Sijthoff met één f! Ziet u het? Heeft u het stukje voor u liggen?'
'Een grapje?' vroeg de herenstem, 'is die hele pagina een grap?'
'Nee,' zei ik. Ik kreeg het benauwd. 'Alleen mijn stukje. U begrijpt wel, ik vind dat altijd zo'n dikdoenerij, de beste boeken van het jaar, dat ik dacht: weet je wat, ik verzin er gewoon twee. Haha'
Zelden klonk mijn lach zo weinig overtuigend.
'Nou, ik hoop maar dat we er niet al teveel aanvragen voor krijgen,' zei de herenstem verongelijkt, 'want dat kost ons dan een hoop werk om uit te leggen dat u een grappenmaker bent.'
'Het spijt me,' zei ik ontnuchterd.
Nooit meer daarna kreeg ik van Vrij Nederland een uitnodiging om aan te geven wat ik de Beste Boeken van het Jaar vond. Dat gaf rust. Tot ik nu, zoveel jaar later, een Kwintet mag kiezen.
Aan 'Beste Boek'-competities doe ik nog steeds niet mee. Ik ben zelf schrijver en vind het geen prettig idee boeken op die manier met elkaar te laten strijden.
Maar ik heb 20 jaar gerecenseerd voor Vrij Nederland en NRC Handelsblad en natuurlijk zijn er boeken waar ik iets speciaals mee heb.
 
1. Bernlef – Hondedromen (1974)

Bernlef kreeg in 1984 grote bekendheid met de roman Hersenschimmen. Maar al tien jaar eerder publiceerde hij een prachtige verhalenbundel met hetzelfde thema: jezelf verliezen in het aftakelingsproces dat ouderdom heet. Hoe zal het gebeuren, wanneer zal het gebeuren, op welk moment houdt men op 'ik' te zijn en wordt men gereduceerd tot een marionet van het geheugen? Een citaat:

'Ze lag in bed en wachtte op hem. Toen hoorde ze in de gang een hangertje op de grond vallen. "Manuel," riep ze. "Manuel, wat doe je?" Ze kwam uit bed.

Hij was al halverwege de trap. Hij had zijn jas over zijn pyjama aangetrokken en probeerde onder het lopen de knopen dicht te maken. Ze stond boven aan het verlichte trapgat in haar witte flanellen nachthemd. "Wat ga je doen?" zei ze. En weer keek hij haar zo aan, zijn hoofd op de kale dunne nek schuin naar boven gedraaid. Alsof ze naar de bekende weg vroeg. "Naar de werkplaats." "Maar het is zaterdag." Dat zei ze terwijl hij verder de trap afliep.


2. Eelke de Jong – Dorpsschetsen (1973)

De Jong begon zijn loopbaan bij de Telegraaf als journalist in het opkloppende genre. Zijn grootste succes was het – samen met fotograaf John de Rooy - bespieden van prinses Beatrix en Claus in hun eerste verliefdheid. Later schreef hij in de Haagse Post (o.a. de Koos Tak-feuilletons, geïnspireerd op zijn jaren bij de Telegraaf), werd vervolgens schaapherder in Giethoorn, en eindigde als voorlichter van een gekkenhuis. Hij stierf in 1987, 52 jaar oud, aan longkanker. De Jong publiceerde 26 boeken, waarvan de mooiste gaan over het dorpsleven in Giethoorn en zijn bestaan als schaapsherder.Niemand kon zo zuinig schrijven als Eelke de Jong. Een voorbeeld: 'Hij had grote handen en pakte alles voorzichtig aan'. Die man staat meteen voor je.

3. Tim Krabbé – Het gouden ei (1984)

Krabbé had in 1984 al acht boektitels op zijn naam, waaronder het prachtige De Renner. Maar zijn schrijftalent werd nog niet erkend. Toen in dat jaar Het Gouden Ei, verscheen, het verhaal van een jonge man wiens verloofde bij een pompstation in Frankrijk op raadselachtige wijze verdwijnt, was ik één van de weinigen die het besprak:

Tim Krabbé heeft er een fascinerend verhaal van gemaakt, uitstekend geschreven, met goed getimede informatie en virtuoze tempowisselingen. Het risico dat het een te onwerkelijk verhaal zou worden heeft hij instinctief vermeden door het invlechten van alledaagse taferelen die de vertellingen steeds ferm in de werkelijkheid terugzetten. Als pompstationhouders in Frankrijk dit jaar klagen over teruglopende omzet, ligt de verklaring voor de hand.

Mijn recensie van dit boek staat sinds enige tijd op mijn website en wordt per dag opgehaald door drie á vier scholieren die op zoek zijn naar een dun boekje en iemand die uitlegt waar het over gaat. En Krabbé – destijds door literaire bobo's afgewezen voor een werkbeurs – is gelukkig inmiddels toegelaten tot De Lijst. Het Gouden Ei is in zijn 32ste druk.

4. Hester Albach – Het debuut (1975)

Hypes zijn van alle tijden. In 1975 debuteerde de fraai ogende Hester Albach met een ondeugend boek over haar relatie als jonge scholiere met een leraar. Het boek werd door critici neergesabeld, maar ik was gefascineerd. Het verhaal is uiterst koel geschreven: de hoofdpersoon begrijpt niets van wat die mannen eigenlijk bezielt en kent zichzelf evenmin. Ze handelt puur uit nieuwsgierigheid. Het bewonderenswaardige van dit boekje is dat de schrijfster geen enkele poging doet om er meer dan dit in te leggen: er wordt niet diep en wanhopig nagedacht, er zijn geen pathetische jonge-meisjes-fragmenten. "Een prima debuut" was mijn conclusie.

5. Monika Sauwer – Mooie boel (1977)

Sauwer heeft zo'n vijftien mooie verhalenbundels en romans op haar naam, maar dit was haar debuutbundel en ik was meteen verkocht. Het zijn de avonturen in bos, veld en grote stad van een jonge vrouw die alles doet wat modern is en door god verboden: links en rechts neuken, teveel drinken, zichzelf met valia op de been houden. Dat kan heel vervelende teksten opleveren, maar niet bij Monika Sauwer. Ze voelt zich duidelijk op haar gemak in een schrijfstijl waarbij woede en zelfbeklag en al het taaie ongerief van het dagelijkse leven ferm op papier worden gezet. Maar er is geen langdradigheid en het zelfbeklag wordt prima afgebakend door ironie en agressie, via laconieke of snijdende tussenzinnetjes.

'Ik knipte het beddenlampje aan en inderdaad, daar stond hij, de braakemmer. Angstig keek ik over de rand. Leeg. Hij stond daar blijkbaar ter preventie. Mijn gedrag de vorige avond moest Jaap voldoende aanleiding gegeven hebben voor deze motie van wantrouwen. Want het was lang geleden dat hij daar gestaan had. Brako de braakemmer.'


De meeste van mijn kwintet zijn niet meer in de boekhandel te krijgen. Maar in de bibliotheek vaak nog wel. En op www.boekwinkeltjes.nl of www.antiqbook.nl zijn ze voor een habbekrats te koop. Enjoy!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten