dinsdag 1 april 2014

Het Kwintet van Miek Smilde

De zoon van de woordbouwer van Frank Herzen is het eerste boek dat ik las met de ogen van de schrijver die ik dertig jaar later zou worden. Een boek over de kracht van woorden en de troost die ervan kan uit gaan. Als Kleine Woord, zoon van de woordbouwer, veertien jaar is, verlaat hij Betonstad en gaat hij op zoek naar de betekenis van de letters die zijn vader hem heeft gegeven. Elke letter staat voor een essentiële levenservaring; tezamen vormen de letters de opdracht van het menselijk bestaan.

Philip en de anderen van Cees Nooteboom was het eerste boek dat benoemde wat ik zelf al van jongs af aan ervoer, namelijk dat ik deel uitmaakte van een wereld waar ik eigenlijk buiten stond. Ik las het boek als puber, ’s avonds, als ik met de bus van mijn woonplaats Arnhem naar vrienden in het naburige dorp Oosterbeek reed. Ondertussen zag ik mijzelf vaag weerspiegeld in het glas van de ramen van de bus. De vervreemding van het individu dat zich probeert te verhouden tot de ander is een thema waarover ik zelf nog eens een roman hoop te schrijven.

Het belangrijkste boek van mijn adolescentie is zonder enige twijfel De ondragelijke lichtheid van het bestaan van de Tsjechische schrijver Milan Kundera. Ik leerde via Kundera niet alleen dat taal een werkelijkheid in zichzelf is, maar ook hoezeer de vrouw iemand wordt via de ogen van een man. Ik had medelijden met Tereza, de kwetsbare geliefde van de hoofdpersoon Tomas die steeds opnieuw door hem wordt bedrogen, omdat hij op zoek blijft naar dat ene miljoenste deeltje verschil tussen vrouwen dat elk van hen op zich weer uniek maakt. Ik identificeerde mij meer met zijn minnares Sabina, vooral met haar onafhankelijke levenshouding en haar drang om te scheppen. Ik heb als kind altijd een man willen worden en door dit boek wist ik eindelijk wat het betekende om vrouw te zijn.

In het eerste jaar van mijn studie Nederlands verscheen Mystiek Lichaam van Frans Kellendonk dat een literaire rel veroorzaakte, omdat het antisemitisch zou zijn. Ik begreep niets van de ophef, maar leerde dat kunst inzet kan zijn van meningen en van belangen. Waar ik hoopte te kunnen schuilen in de schoonheid van de taal en de verbeelding, bleek ook de literatuur een bron van politiek. Misschien dat ik daarom wel, naast Nederlands, rechten ging studeren; ik moest mij leren verhouden tot wet en werkelijkheid. Gelukkig bleek Mystiek Lichaam overigens (ook) een prachtige roman waarin alle thema’s bijeenkwamen waarin ik was – en ben - geïnteresseerd; dood, familie, religie, seksualiteit en de verhouding tot de ander.


Pas jaren en vele honderden romans later trof Nachttrein naar Lissabon van de Zwitser Pascal Mercier mij op dezelfde manier als Nooteboom en Kundera dat hadden gedaan. Ik las het in één nacht uit en las het daarna nog twee keer. In de kantlijn markeerde ik het volgende citaat: “Ik verplaatste mij in zijn blik, nam die innerlijk over en nam vanuit die blik mijn spiegelbeeld in me op. Zoals ik eruit zag en de indruk die ik maakte – dacht ik – was ik nooit geweest, geen minuut in mijn hele leven. Niet op school, niet tijdens mijn studie, niet in mijn praktijk.” Het is precies de reden waarom ik al op elfjarige leeftijd schrijver wilde worden en het pas in 2013 werd. Ik moest leren kijken met de ogen van de ander om in mijn boeken te worden wie ik ben.

Gloria in Excelsis Deo van De Arbeiderspers is nu verkrijgbaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten