Foto: Maartje Geels |
Virginia Woolf, wier To the Lighthouse (1927) ik minstens vijftien keer gelezen
heb, heeft mij de vrijheid gegeven fictie te schrijven zoals en waarover ik
wilde. Toen ik begon, in de jaren zeventig, was de Nederlandse literatuur qua
stijl en thematiek een stuk magerder dan nu, en werd je bovendien op je sekse
afgerekend. Ook nu nog behoedt Woolf me voor zelfcensuur. Ik fantaseerde vaak
hoe super het zou zijn haar een keer te ontmoeten, maar sinds ik haar uiterst
keurige stem beluisterde in de British Library weet ik dat niet meer zo zeker.
Ellen Moers’ Literary Women, the great writers (1963), één van de eerste wetenschappelijke
boeken op dat terrein, leerde me het vak literatuurtheorie, waarin ik was
opgeleid en gepromoveerd, uit te breiden naar het gebied van vrouwen en
literatuur. Dankzij Moers durfde ik te schrijven over seksisme in literatuurkritiek
en vergeten vrouwen uit de Nederlandse literatuur.
Moers’ onderzoek naar het
gebruik van natuurbeelden van negentiende eeuwse schrijfsters om de intimiteit
van privacy en misschien zelfbevrediging uit te drukken (neem: een kleine,
begroeide heuvel in een vlakte, of George Eliot die de lievelingsplaats van een
personage de ‘Red deep’ noemt…) heb ik veel later ook nog met plezier gebruikt
in één van mijn detectives.
Meester Eckhart gaf mij herkenning over zeven eeuwen heen. Zijn beelden zijn van een onvoorstelbare
rijkdom en diepte, en dat terwijl hij tot de beeldloze mystieke traditie
behoort! ‘God is de ziel van mijn ziel’, ofwel: ieder mens, zonder
uitzondering, heeft iets van God, van het Licht, de liefde en de inspiratie, in
zich. Of: ‘God baart Jezus in de harten van de mensen.’ Eckharts Deutsche
Predigten und Traktaten zijn een voorbeeld van een onverschrokken theologie
die voortkomt uit religieuze ervaring. Mede dankzij hem is religiefilosofie een
soort tweede en zeer dierbaar vak geworden.
Alphonse Daudet schreef in La Doulou (1895, maar
pas gepubliceerd in 1935) over het leven met de pijn van zijn syphilis en werd
mijn eerste pijnverwant. Zonder het te weten gebruikte ik al dezelfde beelden
als hij: pijnen zijn bij mij, bijvoorbeeld, een symfonie, terwijl hij zich
omschreef als ‘de dirigent van het orkest van pijn’. Het was dan ook een
treurige schok, te ontdekken dat hij met Wagner over hun gezamenlijk
antisemitisme correspondeerde!
Ik schilderde al een jaar
of tien landschappen in aquarel, bij wijze van hobby, toen ik in 2007 Rolina van Vliet’s Ga Abstrakt
tegenkwam, dat me inspireerde mijn eigen vorm te vinden in het
schilderen van abstracte landschappen, die ik sindsdien al meerdere malen heb mogen
tentoonstellen. Nu is schilderen geen hobby meer, maar naast schrijven een
alternatieve uitweg voor mijn creativiteit.
De uitdaging in het
kiezen van vijf boeken, is ze zo te kiezen dat ze samen een beeld geven van wie
je bent, wat je doet en hebt gedaan, waarvoor en waarvan je leeft. Kan dat?
Hannes Meinkema en Justa Abbing, maar altijd: Hannemieke Stamperius.
De Heiligwording van Berthe Ploos van Uitgeverij Contact is nu verkrijgbaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten