De zoon van de woordbouwer van Frank
Herzen is het eerste boek dat ik las met de ogen van de schrijver die ik dertig
jaar later zou worden. Een boek over de kracht van woorden en de troost die
ervan kan uit gaan. Als Kleine Woord, zoon van de woordbouwer, veertien jaar
is, verlaat hij Betonstad en gaat hij op zoek naar de betekenis van de letters
die zijn vader hem heeft gegeven. Elke letter staat voor een essentiële
levenservaring; tezamen vormen de letters de opdracht van het menselijk
bestaan.
Philip en de anderen van Cees Nooteboom
was het eerste boek dat benoemde wat ik zelf al van jongs af aan ervoer,
namelijk dat ik deel uitmaakte van een wereld waar ik eigenlijk buiten stond.
Ik las het boek als puber, ’s avonds, als ik met de bus van mijn woonplaats
Arnhem naar vrienden in het naburige dorp Oosterbeek reed. Ondertussen zag ik mijzelf
vaag weerspiegeld in het glas van de ramen van de bus. De vervreemding van het
individu dat zich probeert te verhouden tot de ander is een thema waarover ik zelf
nog eens een roman hoop te schrijven.
Het
belangrijkste boek van mijn adolescentie
is zonder enige twijfel De
ondragelijke lichtheid van het bestaan van de Tsjechische schrijver Milan
Kundera. Ik leerde via Kundera niet alleen dat taal een werkelijkheid in
zichzelf is, maar ook hoezeer de vrouw iemand wordt via de ogen van een man. Ik
had medelijden met Tereza, de kwetsbare geliefde van de hoofdpersoon Tomas die
steeds opnieuw door hem wordt bedrogen, omdat hij op zoek blijft naar dat ene
miljoenste deeltje verschil tussen vrouwen dat elk van hen op zich weer uniek
maakt. Ik identificeerde mij meer met zijn minnares Sabina, vooral met haar
onafhankelijke levenshouding en haar drang om te scheppen. Ik heb als kind
altijd een man willen worden en door dit boek wist ik eindelijk wat het
betekende om vrouw te zijn.
In
het eerste jaar van mijn studie Nederlands verscheen Mystiek Lichaam van Frans Kellendonk dat een literaire rel
veroorzaakte, omdat het antisemitisch zou zijn. Ik begreep niets van de ophef,
maar leerde dat kunst inzet kan zijn van meningen en van belangen. Waar ik
hoopte te kunnen schuilen in de schoonheid van de taal en de verbeelding, bleek
ook de literatuur een bron van politiek. Misschien dat ik daarom wel, naast
Nederlands, rechten ging studeren; ik moest mij leren verhouden tot wet en
werkelijkheid. Gelukkig bleek Mystiek
Lichaam overigens (ook) een prachtige roman waarin alle thema’s
bijeenkwamen waarin ik was – en ben - geïnteresseerd; dood, familie, religie,
seksualiteit en de verhouding tot de ander.
Pas
jaren en vele honderden romans later trof Nachttrein
naar Lissabon van de Zwitser Pascal Mercier mij op dezelfde manier als
Nooteboom en Kundera dat hadden gedaan. Ik las het in één nacht uit en las het
daarna nog twee keer. In de kantlijn markeerde ik het volgende citaat: “Ik verplaatste mij in zijn blik, nam die innerlijk
over en nam vanuit die blik mijn spiegelbeeld in me op. Zoals ik eruit zag en
de indruk die ik maakte – dacht ik – was ik nooit geweest, geen minuut in mijn
hele leven. Niet op school, niet tijdens mijn studie, niet in mijn praktijk.”
Het is precies de reden waarom ik al op elfjarige leeftijd schrijver wilde
worden en het pas in 2013 werd. Ik moest leren kijken met de ogen van de ander
om in mijn boeken te worden wie ik ben.
Gloria in Excelsis Deo van De Arbeiderspers is nu verkrijgbaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten