Een top-vijf van boeken. Het lijkt leuk om te doen, maar het
valt vies tegen. Bij ieder boek dat je selecteert zet je er een stuk of
driehonderd in de kou. Het is onmogelijk. Het maken van een top-vijf is een
exercitie waarbij chaos en onmacht het altijd winnen van de wil tot ordening.
Maar vooruit met de geit.
Allereerst moet ik mijzelf de vraag stellen wat ik precies
in een boek zoek. Ja, Van der Werf, wat zoek jij in een boek? Antwoorden op
levensvragen? Mooie praatjes waarmee je indruk kan maken op de vrouwen? Zinnen
die je kan jatten? Ideeën die je je eigen nest in kan slepen? Recepten voor
appeltaart? Eigenlijk weet ik het niet precies. Ik weet alleen dat iedere keer
dat ik een nieuw boek opensla hoop op een wonder, al is het maar een heel
kleintje (vooropgesteld dat ik dit boek ook echt graag wil lezen, en dat het
mij niet cadeau is gedaan, vergezeld van de mededeling ‘Jij schrijft toch? Dít
moet je echt lezen!’).
Zei ik nou hoop? Zei ik wonder?
Hoe red ik me daar uit?
Goed, ik hoop ja, ik hoop op een moment van verrukking. In
ieder boek hoop ik in ieder geval iets
aan te treffen dat me raakt. Een beeld, een personage, een grap, een rare of
een rake opmerking, een inzicht, een zin die je uit je hoofd wil leren. In
sommige boeken hoor je een stem doorklinken die zo prettig is dat je ernaar wilt
blijven luisteren. Dan maakt het verder nauwelijks uit wat er staat. Deze
boeken zijn zeldzaam. De meeste boeken, dat moet ik toegeven, stellen
uiteindelijk teleur. Dat is niet erg. Een mooie mislukking is ook wat waard. Een
boek begint altijd met hoop. Bij een hoogst enkel boek gaat die hoop in
vervulling.
1.
Willem Elsschot, Kaas
Ik las dit boek toen in negentien was, en het vind nog
altijd de mooiste tragikomedie aller tijden. Toch hebben sommige passages mij
pas later, bij herlezing, weten te raken, zoals de volgende: ‘Een vader moet immers iets uit één stuk
zijn. Of hij burgemeester is, bookmaker, klerk of losse werkman komt er minder
op aan. Maar iemand die begint met jarenlang zijn plicht te doen, wat die
plicht dan ook zij, en die dan ineens en ongevraagd een operette gaat spelen
als ik met die kaas, is dat nog wel een vader?’
Ja, om zoiets precies te kunnen begrijpen moet je vader
zijn, en het idee hebben dat je zelf operettes speelt, bijvoorbeeld met je
schrijfambities.
2.
Maarten Biesheuvel, In de bovenkooi
Hij woont bij mij in de buurt, aan het andere eind van de
lange Burggravenlaan in Leiden, ik heb vrienden die tot zijn intimi behoren, en
toch ben ik nog nooit langs geweest. Niet omdat ik bang ben voor de stank van zijn
huisdieren en sigaren, maar omdat ik niet durf, ik weet niet hoe ik het moet
zeggen, hoe mooi ik deze verhalen vind, en dat als ik het tóch kan uitbrengen
in samenhangend Nederlands, dat het hem niets kan schelen. Waarom zou het hem
iets kunnen schelen? Hij zal niet weten wat hij met mij aan moet en ik sta daar
potsierlijk te wezen, in zijn kamer. Het mooiste verhaal? Natuurlijk zit in
‘Brommer op zee’ Biesheuvels stijl en thematiek samengebald, maar het mooiste
verhaal is ‘Tanker Cleaning’. Om de scene met de Rus kan ik nog steeds
grinniken, de brabbelende Rus die hij niet goed kan verstaan: ‘sorry, zei ik, het enige facultatieve vak
bij ons op school is Hebreeuws.’
3.
Charles Bukowksi, Ham on Rye
In dit boek schrijft Bukowski over zijn jeugd, we zien eerst
hoe hij als jongetje weerbaar wordt, dan onverschillig en vervolgens
destructief, een onontkoombaar afglijden dat begrijpelijk en invoelbaar wordt
door alle liefdeloosheid om hem heen. We lezen hoe hij begint met drinken. Maar
ook hoe hij de literatuur ontdekt. ‘Words
weren’t dull, words were things that could make your mind hum. If you read them
and let yourself feel the magic, you could live without pain, with hope, no
matter what happened to you.’
Hoop, daar heb je hem weer.
4.
James Salter, Light years
Van sommige boeken weet je direct: dit wordt mijn Boek van
het Jaar. Ik las dit boek pas afgelopen zomer. Mijn Boek van 2013 dus. Ook al
is het boek uit 1975. Kijk, dit is een voorbeeld van een simpel inzicht dat mij
verrukt, omdat het raakt aan een waarheid over mijzelf: ik wantrouw energieke ‘doeners’
en mensen met ‘een passie’.
‘But
knowledge does not protect one. Life is contemptuous of knowledge, it forces it
to sit in the anterooms, to wait outside. Passion, energy, lies, these are what
life admires.’
5.
Erik Nieuwenhuis, Huis van Bewaring en Chrétien Breukers, Een zoon van Limburg.
Ik kan nog wel rijtje klassieke werken van noemen, boeken
van Grote Schrijvers van wie ik dan ga beweren dat ze mij als twintiger zo gevormd
hebben. Hermans, Hotz, Cheever, Th. Mann. Maar de invloed van boeken die ik nú
lees, of net uit heb, is op dit moment waarschijnlijk vele malen groter dan die
van dit stel Riesenschatten aus der Vergangenheit. Daarom twee boeken als
nummer vijf. Twee boeken die mij erg bevallen, de een heb ik net uit, in de
ander ben ik nog aan het lezen. Ik noem ze tegelijk, omdat ik overeenkomsten
zie. Het zijn losse autobiografische stukken die samen schijnbaar onbedoeld een
geheel vormen: dat geheel is de schrijver zelf en zijn stijl. Van beide ga je een
beetje houden. Nieuwenhuis en Breukers. Behalve de opzet hebben beide boeken een
bepaalde toonzetting gemeen. De schrijvers tonen zich wars van hoogdravendheid,
kunnen om zichzelf lachen, en tonen al doende het belang van literatuur aan,
niet door stichtelijk te doen, Zwagermanesk zeg maar, maar door de lezer te
vertellen hoe slecht ze zelf zonder kunnen. Zo bespreekt Nieuwenhuis het ‘oudst
bewaarde handschrift’ van hemzelf (hij was negen). De hoofdpersoon in het
betreffende verhaaltje is een vulpen. ‘Jeugdwerk,
maar wel een echte Nieuwenhuis in alle opzichten. Dat begint al in de
romantisch-realistische regel: “Daar ligt hij dan in een doos, het is pikdonker
maar wel gezellig”’.
Met iets minder ironie, maar met nog meer precisie ontleed Breukers
zijn liefde voor literatuur (en poëzie in het bijzonder): ‘Lezen is, voor mij, het zoeken naar een tekst die heeft geformuleerd
wat ik zelf wilde formuleren, zonder dat ik het kon. Als ik zo’n tekst vind ben
ik blij en droevig tegelijk.’
Ja, dat is het wel zo’n beetje, wat ik in een tekst zoek, of
het nu een roman, een gedicht, een essay of een column is. Je kan het overal
aantreffen, zoals je op het strand een haaientand kan vinden, of een gouden
polshorloge op een vuilnisbelt. Het kan, het is niet onmogelijk. Dat maakt
lezen zo’n hoopvolle bezigheid. Die hoop, dat verlangen, moet stromen en die
stroom mag je eigenlijk niet laten stollen in een top-vijf.
Luchtvissers van Uitgeverij Atlas Contact is nu verkrijgbaar