zaterdag 26 maart 2011

Het kwintet van Lieneke Dijkzeul


Foto: Merlijn Doomernik

Vijf titels, een lastige keuze. Maar onontkoombaar is mijn eerste leesboek (titel allang vergeten), omdat zich daarmee een wonder voltrok. Al zo lang had ik gehunkerd naar het doorgronden van die onbegrijpelijke tekens, en plotseling transformeerden ze in woorden, de woorden in een verhaal. Een nieuwe wereld, die alleen maar groter kon worden.

Van daaruit óp naar de lichtvoetige precisie van Annie M.G. Schmidt. Abeltje, en logischerwijs De A van Abeltje. Een verademing na de onverdraaglijke braafheid van W.G. van de Hulst en C. Joh. Kieviet. Zo kon het dus ook. De schrijver – solidair met het kind –  zélf een kind, dat de taal liet huppelen en dansen tot je hoofd ervan tolde.

Voort, voort! Geen tijd te verliezen. De sprong naar Charlotte Brontë’s Jane Eyre. ‘Reader, I married him.’
De romantiek ervan, natuurlijk, en de gedetailleerde portretten, met fijne ironie geschilderd, maar daarnaast de ontdekking van een nieuwe taal, de nuances die in het Nederlands niet mogelijk leken. Intussen ging het immers allang niet meer alleen om de verhalen. Het ging om de manier waarop ze werden verteld. Jarenlang vooral ook lezen om de techniek te doorzien. Waarin school het geheim, als er een geheim was?

Nescio dook op, en met hem vele anderen, als gevolg van de zoektocht naar het comprimeren zonder verlies van betekenis. Prachtig, maar het was nog te veel.
Elsschot dan. Kaas. Een moeder ligt op sterven, een zoon wordt gewaarschuwd door zijn zwager, aarzelt, aangeschoten als hij is, maar: ‘”t Is voor vannacht,” garandeerde mijn zwager.’
Garandeerde. Eén woord kon genoeg zijn. Een krachtige soberheid waarin elke zin zelfstandig overeind blijft. Altijd is taal het vehikel om het verhaal van schrijver naar lezer te transporteren, hier was het vehikel niet opgeleukt met overbodige accessoires. In termen van autohandelaren een ‘kale bak’. Maar die kale bak doet wat hij moet doen, en laat onderweg de lezer versteld staan van de vergezichten die zich openen.

Van Elsschot naar Kopland is de stap derhalve niet zo groot, want wie op zoek is naar bondigheid, moet vroeg of laat eindigen bij poëzie, moet misschien zelfs eindigen bij Toen ik dit zag.
Een leven samengebald in 28 gedichten. Bijna een tekort aan woorden, behalve als men bereid is door die woorden heen te kijken, te appreciëren wat die spaarzaamheid beoogt.

Het moge duidelijk zijn: van groter invloed dan de verhalen zijn voor mij de schrijvers, die met taaie volharding hun taal in alle registers hebben doorzocht, tot ze ten slotte hun eigen toon herkenden.
Nu alleen nog maar lang genoeg in leven blijven om de mijne te kunnen horen. Dit stuk telt 446 woorden, in plaats van de gevraagde 500. Ik ben op de goede weg.


Verloren Zoon van uitgeverij Ambo Anthos is nu verkijgbaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten