Lijstjes.
Soms maak ik die om orde in de chaos te scheppen. Meestal is het onbegonnen
werk, zo ook deze top vijf. Als dode vissen komen de mogelijkheden
bovendrijven. Kijk daar, Anna Karenina en Lolita, verderop de dagboeken van
Virginia Woolf – begrijp me niet verkeerd, de personages zijn levensecht, maar
soms zinkt er een, een ander drijft weg, het oppervlak is veranderlijk. Dit
keer zal ik niet uitweiden over schrijvers die mij van mijn sokken blazen, ik
houd het klein en noem vijf titels van boeken waar ik telkens weer zin (veel
zin) van krijg om te gaan schrijven. De fragmenten hebben een context nodig, ik
weet het, maar daar is nu even geen ruimte voor. Ze gaan over ritme, over een
toon, over de juiste balans tussen huilen en lachen, ach, ze gaan over zoveel.
Ik kan erover vertellen, maar liever laat ik de personages zelf aan het woord.
Lydia Davis, Bezoek aan
haar man, titel verhaal: De sok.
Mijn
man is nu met een andere vrouw getrouwd, kleiner dan ik, ongeveer een
tweeënvijftig, stevig gebouwd, en natuurlijk oogt hij langer dan vroeger en
smaller, en zijn hoofd oogt kleiner. Naast haar voel ik me knokig en lomp en ze
is te klein voor mij om haar recht aan te kunnen kijken, al probeer ik altijd
in de juiste hoek te gaan staan of zitten om dat te doen. Ik had ooit een
helder beeld van het soort vrouw waarmee hij moest trouwen als hij weer zou
gaan trouwen, maar geen van zijn vriendinnen was helemaal wat ik op het oog had
en deze wel het minst van allemaal.
Bret Easton Ellis, De
informanten, titel verhaal: De roltrap naar boven
‘Ja,
ik ben ‘t.’ Mijn moeder klinkt eenzaam, geïrriteerd. ‘Was je ergens heen? Ik
heb eerder al gebeld.’
‘Ja,’
zucht ik. ‘Boodschappen doen.’
‘O.’
Stilte. ‘Waarvoor?’
‘Nou
ja, voor… honden,’ zeg ik en dan: ‘Boodschappen doen,’ en dan: ‘voor honden,’
en dan: ‘Hoe voel je je?’
‘Hoe
denk je?’
Ik
zucht en ga achterover op bed liggen. ‘Ik weet ’t niet. Hetzelfde?’ en dan, na
een minuut, zeg ik: ‘Niet huilen. Alsjeblieft, niet huilen.’
‘Het
is allemaal zo zinloos,’ zegt ze, ‘ik zie dokter Scott nog steeds elke dag en
dan heb je de therapie en hij blijft maar zeggen: “Het gaat vooruit, het gaat
vooruit,” en ik vraag maar steeds: “Wàt gaat vooruit, wàt gaat vooruit?” en
dan…’ Mijn moeder valt stil, buiten adem.
Yasmina Reza, Gelukkig de
gelukkigen, titel verhaal: Vincent Zawada
Terwijl
ze in de Tollere Leman-kliniek op haar bestraling zit te wachten neemt mijn
moeder elke patiënt in de wachtruimte aandachtig op en zegt met nauwelijks
ingehouden stem: pruik, pruik, niet zeker, geen pruik, geen pruik… Mama, mama,
niet zo hard, zeg ik, iedereen kan je horen. Wat zeg je? Je praat binnensmonds,
ik versta er niets van, zegt mijn moeder.
Bukowski, Vrouwen
(perspectief
Hank)
Terug
in L.A., na onze week in Catalina, zaten we op een avond bij mij thuis, wat
ongewoon was. Het was ’s avonds laat. We lagen op mijn bed, naakt, toen de
telefoon ging in de kamer ernaast.
Het
was Lydia.
‘Hank?’
‘Ja?’
‘Waar
heb je gezeten?’
‘Catalina.’
‘Met
haar?’
‘Ja.’
‘Luister,
nadat je me van haar verteld had was ik razend. Ik heb een verhouding gehad.
Met een homoseksueel. Het was vreselijk.’
‘Ik
heb je gemist, Lydia.’
‘Ik
wil terugkomen naar L.A.’
‘Dat
zou fijn zijn.’
‘Als
ik terugkom, zul je haar dan opgeven?’
‘Ze
is een goeie vrouw, maar als je terugkomt zal ik haar opgeven.’
A.M. Homes, Wat je moet
weten, titel verhaal: Rustig blijven, graag
‘Dag
lieverd, ik ben weer thuis,’ zegt ze.
Ik
houd mijn adem in.
‘Ik
weet dat je er bent, je aktetas staat in het halletje. Waar ben je?’
Ik
geef nog geen antwoord.
‘Lieverd?’
Ik
zit aan de keukentafel.
‘Vandaag
is het zover,’ zeg ik tegen haar.
‘Wat
is er anders vandaag?’ vraagt ze.
‘Niets.
Er is niets anders aan vandaag – dat is het ’m nou juist. Ik voel me vandaag
hetzelfde als gisteren en eergisteren. Het is onverdraaglijk. Vandaag,’ herhaal
ik.
‘Niet
vandaag,’ zegt ze.
Als Ik de Liefde Niet Heb van uitgeverij Atlas Contact is nu verkrijgbaar.