Foto: Lona Aalders |
Ik begin met het –
naar mijn mening – belangwekkendste boek van de 20e eeuw: 1984 van
George Orwell. Er is geen boek dat zo dreigend is, zo urgent, zo
meesterlijk spannend en zo bedroevend. Orwell was in 1948 een toekomstdenker en
heeft vast niet vermoed hoezeer zijn voorspelling aan onze huidige realiteit
raakt. Ik geloof dat hij er een waarschuwing in bedoelde te leggen, maar ik
vrees dat we dit niet hebben gezien. Of de voordelen van de technologie lijken
vooralsnog op te wegen tegen de nadelen. Een pracht van een roman, die mijn
standaard voor dystopische literatuur is geworden.
En Dan Is Er
Koffie van Hannes Meinkema, is het tweede boek
dat in dit rijtje thuishoort. Ik geloof dat het vrij onbekend is, maar ten
onrechte. Vooral voor jongeren is het een fantastisch en herkenbaar boek. Het
is het boek van mijn pubertijd en ik heb dit boek het meest herlezen van alle
boeken die ik ooit las. Ik kon erin leven, in dat boek. Tijdens het spijbelen
en het moederziel alleen en ongelukkig zijn, las ik het, voor de duizendste
maal en volgden mijn ogen de letters in het boek, terwijl mijn geest het
verhaal allang kende; elke zin, ieder woord. Het verhaalt over een week uit het
leven van een flink aantal personen die allemaal met elkaar verwant zijn, op
een bepaalde manier. In relatief kort bestek worden de personages treffend
ingekleurd, ingebed in scènes die ook de tijdsgeest van de jaren zeventig
uitdragen. Het is geschreven in de derde persoon maar in 'close third person'
zoals ze dat in het Engels noemen; een zeer dicht op de huid zittende
verteller. In feite is het het personage dat denkt, en de verteller die de
gedachten direct doorgeeft. De verschillende stemmen van de personages zijn
zeer duidelijk van elkaar te onderscheiden, iets waarvan ik weet hoe moeilijk
het is dat goed te doen. Mooie thema's als het afzetten tegen je ouders,
moeilijke familiebanden en identiteit spelen een grote rol.
Een
van de meest gruwelijk spannende boeken die ik ooit las – terwijl ik de film
allang kende – is Rosemary's Baby van Ira Levin. Dit is mijn
voorbeeld voor het schrijven van genre-overschrijdende literatuur. Het is
horror, het is thriller, het is bovennatuurlijk, maar het is vooral een geweldig
levensecht verhaal. Levin schrijft zo filmisch, dat ze bijna geen letter hebben
veranderd voor het script van de film van Roman Polanski. Ook een enorme
aanrader, trouwens. Levin schrijft helder en toegankelijk, maar hij is ook erg
subtiel en zeer geloofwaardig in het schetsen van een wereld die je niet voor
mogelijk houdt.
Mijn allereerste
lievelingsboek, denk ik, is De Vergeten Tuin van Annegert Fuchshuber.
Keer op keer heb ik het geleend van de bibliotheek. Het gaat over een meisje,
Katja, dat bij de bakker wordt verdrongen door grote mensen. Nadat ze eindelijk
brood heeft kunnen kopen, en dus heel wat tijd verloren heeft, loopt ze over
straat, waar ze in een verder kale muur een deur vindt die ze nog nooit heeft
gezien. Erachter ligt de Vergeten Tuin. Daarin liggen en staan alle spullen die
mensen hebben vergeten, of zijn verloren. Daar moet Katja haar verloren tijd
terugvinden. Het is een vreselijk mooi, surrealistisch geïllustreerd
boek, een tikje mysterieus. Na heel veel jaren zoeken, heb ik het een jaar of
vijf geleden eindelijk gevonden en nu kan ik niet wachten tot mijn kinderen oud
genoeg zijn om het ze voor te lezen.
Post Mortem van Peter Terrin
Een heel teder,
schitterend verhaal waar ik tijdens het lezen een paar keer verschrikkelijk om heb
moeten huilen. Het noodlot slaat toe bij de vierjarige dochter van de
hoofdpersoon. Toen ik dit las was mijn eigen dochter bijna vier en ik kon me
niet losmaken van een bepaald collectief verdriet – een soort weltschmerz – dat
mij de adem benam. Pas later hoorde ik dat het verhaal goeddeels
autobiografisch is. Daarbij is het een extreem knap gecomponeerd recursief
verhaal.
Dogma van De Arbeiderspers is nu verkrijgbaar